Door Martine Clausen
Vanaf 1957 gaf Jean Klein voornamelijk onderricht in Europa en later in Santa Barbara, Californië. Jaarlijks kwam hij tweemaal naar NL.
JK werd zijn leerling vanaf 1970. Hij kwam daar onder andere Francis Lucille tegen. Zowel Lucille als JK geven reeds jaren het directe non-dualistische onderricht door, gecombineerd met de uiterst subtiele werkwijze van de Kashmir-Yoga.
JK noemt zijn ‘staat’ van zijn liever niet verlicht. Hij geeft aan dat de ‘staat’ veelal ‘ontwaken’ werd genoemd maar dat het niet zo is dat hij aan zichzelf refereert als zijnde ontwaakt.
JK: Je kunt als iemand aan je vraagt of je verlicht bent, deze vraag niet met ja beantwoorden. Je kunt wel ingaan op een vraag als ‘is er verlichting?’
Vr: Als ik het aan jou vraag op een andere manier. Wat is het verschil tussen jou en mij, uitgaande van het feit [mogelijkheid] dat jij in non-dualiteit vertoeft?
JK: Dan zou ik zeggen, alles wat bij jou werkt, werkt bij mij precies hetzelfde. Dwz, het lijkt op eenvoudige patronen gebaseerd. Eenvoudige patronen die in de kern allemaal instinctief zijn. Het enige verschil zou kunnen zijn, dat jij die scheiding nog aanbrengt in het ‘niets’, die scheiding tussen waarnemer en wat wordt waargenomen. Of dat jij zegt dat je nog hinder hebt van een centrum of van een ik-gevoel. Om last te hebben van een ik gevoel moeten er al twee zijn. Je zou kunnen zeggen dat dat centrum dus ontmaskerd is, wanneer het gezien wordt als fictief, als niet bestaand, als een fata morgana.
Vr: Bedoel je daarmee dat jij jezelf niet als JK ziet?
JK: In mijn gedragingen met anderen beleef ik mezelf als JK. Tegelijkertijd is er geen locatie waar ik mezelf zou kunnen vinden.
Vr: Wat beleef je dan? Een leegte? Of volheid?
JK: Nee, dat is juist het punt, dan begin je dingen te beschrijven die niet op zijn plaats zijn, want die plaats waar je het wil beschrijven is er niet. Wat je wel kunt beschrijven is welk effect dat ‘zien’ heeft op de perceptie bijvoorbeeld. Dat zou je wel kunnen beschrijven. Natuurlijk.
Vr: Kun je dat beschrijven?
JK: Wanneer de innerlijke dialoog een dominante rol inneemt in je dagelijks of nachtelijk leven, zal de perceptie navenant zijn. Die is beperkt tot de kleine ruimte van het denken. En van daaruit gaat de aandacht af en toe wel naar buiten, dwz dat je beseft dat er geluiden zijn, en dat er een ruimte is waar wolken en wind en bomen zijn, maar dat zijn doorgaans heel korte momenten. Het gaat maar heen en weer, van de innerlijke dialoog naar een wat ruimere perceptie.
Vr: En is bij jou de innerlijke dialoog minder, of verstomd, of kun je die aan en uit zetten?
JK: Ja, die is over het algemeen verstomd maar ik kan het ook aan en uit zetten. Het gekke is dat ik niet weet hoe ik het doe. Anders zou ik eventueel in de verleiding kunnen komen daar workshops over te geven. Ik hoef alleen maar de aandacht op, ja waarop eigenlijk, te richten en de innerlijke dialoog is weg. Toch noem ik het niet eens een dialoog, het is meer dat het gedachten zijn die nergens over gaan, een soort lichte ruis. Maar als het wel een onderwerp is, kan het een dialoog worden. Dan kan ik er eventueel iets functioneels in vinden. Als ik bijvoorbeeld met mijn huis bezig ben, met praktische zaken.
Vr: En als de dialoog verstomd is, ben je dan volledig ontspannen?
JK: Dat hangt er ook van af. Een gedachteloze ‘toestand’ is zeker heel weldadig voor het systeem. Maar volledig ontspannen zijn, dat kan als je lange tijd alleen bent bijvoorbeeld. Als ik een week alleen ben in deze kamer dan moet ik niet op de bank gaan liggen want dan ben ik vertrokken. Dan kun je uren in een, zeg maar blanco staat vertoeven. Zoiets kun je wel doen voor langere tijd maar daar schiet de verbouwing van mijn badkamer ook niet echt mee op. Het schiet al niet erg op maar er zijn nog veel meer dingen te doen hier op deze locatie.
Maar omdat ik nogal geneigd ben sociaal te zijn, in interactie met de omgeving, kun je natuurlijk ook weer minder ontspannen worden. Zo werkt dat nu eenmaal, want invloeden van de omgeving hebben zeker hun impact.
Vr: In de satsang van afgelopen zaterdag sprak jij over het eigenheidsgevoel. Is dat het ego?
JK: Nou nee, volgens mij is het ego een verzamelnaam voor alle uitwassen die ook wel identiteiten worden genoemd. Het is een woord uit de psychologie, prima om iets te beschrijven, maar dit hier, gaat over voelen, ervaren. Om een vergelijking te maken, ego is structuur en eigenheidsgevoel is meer smaak, het kent nog geen naam. Dat eigenheidsgevoel is dat wat heel intiem de smaak, m.a.w. de indruk geeft: IK BEN.
Als de aandacht er spontaan of intentioneel naar toe gaat, vervalt de innerlijke dialoog, de wereld is er niet, er is alleen dat eigenheidsgevoel. Tenminste wanneer de aandacht daar kan vertoeven.
Vr: Dus het is iets prettigs eigenlijk?
JK: Eh, de uitwassen, al die verschillende identiteiten hebben allemaal hun specifieke kwaliteiten natuurlijk. Die kunnen zeggen wat goed of prettig is en ook nog denken een behoorlijke vinger in de pap te hebben. Maar de kern van al die druktemakers is wel ‘eigen’ maar neutraal. Wanneer die kern veelvuldig gespot wordt zal het zijn relatieve dichtheid verliezen en eventueel verdwijnen. Niet dat het moet, maar zoiets is nu eenmaal de consequentie van dit onderzoek. Het gaat hier over een buitengewoon subtiel gebeuren.
Vr: Is dat bij jou het geval?
JK: Ja, er is absoluut geen plek te vinden waar ik mijn zogenaamde zelf een hand zou kunnen schudden, er is geen zelf. In het begin van dit onderzoek is er een zelfbeeld gerelateerd aan een geagiteerde innerlijke dialoog en al die zogenoemde identiteiten. Als de aandacht bij dat zelfbeeld blijft, zal gezien worden dat het zelfbeeld langzamerhand overgaat in het eigenheidsgevoel. Echt makkelijk is het niet, want houd je maar eens bij een gedachte, dat is niet eenvoudig. Daarom zeg ik: alle energie van de aandacht wordt gebruikt om bij dat gevoel te blijven, bij die kern.
Vr: Ik ervaar soms van binnen een soort pijn, ik noem het altijd heimwee. Maar met letterlijke heimwee zoals we het in de maatschappij kennen, heeft het niets te maken omdat ik het net zo gemakkelijk thuis kan voelen. Maar het gevoel kan ik niet anders omschrijven als heimwee.
JK: Het is een prachtige omschrijving van iets dat heel intiem is. Dat heimwee, dat ligt bijna op de bodem van het hart. Of bijna… het ís de bodem.
Vr: Maar het knaagt, je kan er niet om heen.
JK: Nee, je kunt er niet om heen. Het is een mooie beschrijving van jou over heimwee. Je kunt het zien als een soort ankerpunt van waaruit je je zogenaamde zelf kunt zien in het licht van de onvermijdelijkheid. Je kunt geen kant op bedoel ik. Er zijn geen uitvluchten. Heimwee in jouw geval kan een prachtige uitnodiging zijn om er aan voorbij te gaan.
Vr: Wat bedoel je er aan voorbij te gaan.. aan de heimwee voorbij te gaan? Hoe glip je daar dan voorbij? Dat is dan de vraag.
JK: Ja, kijk nu bepraten wij het, maar als je helemaal in bezit genomen wordt door dat heimwee gevoel, is dat bij uitstek de gelegenheid om je de vraag te stellen: Wie is het die deze ervaring heeft? Wie ervaart dit? Dan heb je alle ingrediënten bij elkaar om in die kern te vertoeven, in dat eigenheidsgevoel.
Vr: Maar je zei net ‘er aan voorbij gaan’
JK: Wat ik bedoel met eraan voorbij gaan is dat je in feite ter plekke sterft. Het sterft in je. Dat eigenheidsgevoel en de heimwee tegelijk, die sterven. Deze locatie sterft… eventueel. Vergeet niet dat we op dat moment absoluut geen zeggenschap hebben. Op andere momenten lijken we dat wel te hebben maar dat is schijn. We zijn zo ongelooflijk gewend aan deze locatie. Dus de ‘consequentie’ van dit sterven is het zien dat er geen plek meer is en ook niet nodig is. In de perceptie is er geen plek nodig, want perceptie is de ‘plek’.
Wat dat betreft is er heel veel met elkaar uit te wisselen. Terwijl je in feite het non-dualisme in een alinea uiteen kunt zetten. Maar als je zo met elkaar zit te praten heb je weldra een boek vol.
Vr: Het helpt mij om dit met jou te bespreken want ik zit heel vaak in die directe ervaring van de heimwee en dat knaagt. Zodanig dat ik rondjes loop als een dier in een kooi mij afvragend hoe ik dat gevoel weg kan krijgen. En tijdens de satsang zei jij: angst kan je overvallen. Bij mij is het dit gevoel dat me overvalt en toen vroeg ik mij af: is dit nu een emotie gelijk aan blijdschap, angst en zo, of is dit iets anders.
JK: Ja, dit is anders, het gaat regelrecht naar de kern. Zodra het zich aandient heeft het niet zoveel te maken met plezier of verdriet, hoewel dat er ook wel in zit. Het is een soort zijns-smart. Het woord heimwee zegt het al. Er is een smart van ‘ik wil weer terug’, zoiets.
Vr: Het is ook niet vergelijkbaar met andere emoties omdat het eigenlijk ook heel zacht is. Wat vreemd is want deze zachte pijn schrijnt nog erger.
JK: Ja precies.
Vr: Dan wil ik er aan de ene kant liefst van af, omdat het haast tastbaar is, maar aan de andere kant, als het weg is dan voelt het leeg.
JK: Dus je beschrijft nu eigenlijk jouw wezenlijke ingang, wat ook de uitnodiging is. Voor mij was de uitnodiging depersonalisatie en voor jou is het heimwee. Kernachtige ervaringen die ervoor zorgen dat je geen lange weg hoeft te bewandelen.
Vr: Je gebruikt het woord uitnodiging, wat bedoel je precies?
JK: Nou, de uitnodiging om te zien dat die ervaring van heimwee naakt, kaal en alleen is. Dat is misschien verontrustend als het op deze wijze wordt gezegd maar daar komt heimwee helemaal tot zijn recht. Juist in die kaalheid. Heimwee heeft dan geen cultuur meer. Het behoort niemand meer toe. Het is niet meer omgeven door het verhaal. Er is niemand meer die de ervaring van heimwee kan opeisen. Onderschat dit niet want het is namelijk de ontmaskering van de iemand.
Vr: Het woord ontmaskeren resoneert wel, want we vertellen onszelf ook zoveel verhalen van jongs af aan, dat is ook het zelfbeeld. Je verhaal wie je bent en zo.
Maar je gebruikte het woord uitnodiging. Normaal wordt een uitnodiging verzonden. Door iemand, wie nodigt dan op dit moment uit als jij zegt dat is de uitnodiging?
JK: Tja, omdat het onzegbaar is kun je het niet verwoorden, maar toch doen we dat nu eenmaal omdat we het willen bespreken. Het is een onmogelijke zaak het in woorden te vatten, want alles wat erover gezegd wordt is natuurlijk stamelen, pruttelen en pogen. Terwijl je weet dat het een onmogelijke zaak is gebruik je te kust en te keur metaforen, poëtische termen of juist heel botte termen. Het is een rommelen in de marge.
Vr: Ik vraag het specifiek omdat ik eens bij een satsang in Brussel ook steeds het woord uitnodiging terug hoorde komen, in het Frans: l’ invitation..
JK: Ja l’invitation vanuit het onzegbare. Ja het naakte zien, je wezenlijke natuur wil helemaal niets, het is ‘niets’ maar wel een en al beschikbaarheid. Die beschikbaarheid kun je als de uitnodiging zien.